De uitvinder van de fotografie was Joseph Nicéphore Niépce, een Franse uitvinder. Al in 1826 maakte hij de eerste échte permanente foto.
Niépce, geboren in 1765, was al in 1793 bezig met experimenteren om optisch beeld vast te leggen. Dit lukte hem vrij snel, maar hij merkte dat zijn foto’s bijzonder snel vervaagden. Van die eerdere types zijn dus geen exemplaren overgebleven.
De eerste permanente foto’s werden niet gemaakt met inkt, maar met behulp van een soort asfalt. Niépcy ontdekte een stof, Syrisch asfalt, die harder werd naarmate er meer licht op scheen.
Hij bracht een laag van deze stof aan op glas, en met behulp van een lichtbron kon een voorwerp ‘geprojecteerd’ worden. Door de verschillen in lichtinval verscheen er zo een tekening op het glas. De nodige belichtingstijd voor zo’n foto lag tussen de 8 en 20 uur.
Er is een foto bewaard gebleven uit 1825, waarbij de voorgenoemde techniek gebruikt werd om een gravure te kopiëren. De eerste echte ‘natuurlijke’ foto waarbij een object werd gefotografeerd, volgde een jaar later. Niépcy maakte deze foto, ‘Uitzicht vanuit het raam in Le Gras’, vanuit het raam van zijn kamer.
Het mag niet verwonderen dat die natuurfoto qua beeldscherpte en -kwaliteit ver verwijderd is van wat vandaag de dag mogelijk is. Maar met een beetje goede wil zijn duidelijk de rand van het raam aan de linkerkant en ook de muren van de gebouwen buiten te onderscheiden.